Immigranten: verrijking of verscheuring

Aanpassing en integratie van immigranten in EU gastland Nederland.

De ongekend grote instroom van met name islamitische immigranten trekt een zware wissel op de Nederlandse samenleving door sociale aanpassingsproblemen en diepgaande culturele verschillen. Denk hierbij hoe verschillend gedacht wordt over individuele vrijheden en verantwoordelijkheden, over de scheiding van religie en politiek, de positie van vrouwen, kinderen en homo’s en niet in de laatste plaats over de in Nederland gangbare democratische beginselen, gedragscodes en omgangsvormen. Deze aanpassingsperikelen en botsende opvattingen zijn niet nieuw. 

Nederland kampt al tientallen jaren met de inburgering van niet-Europese immigranten. Vooral de integratie van instromers afkomstig uit een traditionele en uitgesproken niet-westerse cultuur verloopt bijzonder moeizaam. Zo hebben zich in ons land zelfs eigen Marokkaanse en Turkse samenlevingsverbanden gevormd.

Het zijn vrij gesloten en sterk traditioneel georiënteerde gemeenschappen met een eigen etnische identiteit, cultuur, taal en religie. Gevormd vanuit een behoefte aan herkenning en erkenning, staat deze situatie haaks op een goede aanpassing aan en integratie in de Nederlandse samenleving. 

Sterker nog leidt het niet tot integratie maar segregatie van een multiculturele samenleving, waarin individuen en groepen van verschillende etnische en culturele achtergronden niet in verbinding met, maar langs elkaar heen leven. Voortdurend gevoed door een praktijk van  wederkerige uitsluiting, vooroordelen en gevoelens van afkeer en agressie. 

Op termijn en in het geval van grote aantallen instromers, zal een dergelijke trend een samenleving verscheuren in een continue botsing van gesloten, onderling vijandige eilandculturen. Bestuurlijk gezag, wet- en regelgeving en rechtspraak verliezen aan legitimiteit, omdat zij door de instromers opgevat worden als machtsmiddelen van degenen die het in de maatschappij voor het zeggen hebben. In die zienswijze is recht simpelweg het recht van de sterkste en compromisloze bestrijding ervan, voor de underdog het enig juiste antwoord.

Voorbeelden van een dergelijk desintegratie proces zijn nu al volop aanwijsbaar in verhoogde gevoelens van ongerustheid en onzekerheid onder Joodse Nederlanders, vrouwen en homoseksuelen, maar ook onder opiniemakers en politici. Het meest pijnlijk is de situatie bij de Joodse gemeenschap in ons land, waarbij Joodse scholen in Amsterdam aparte bewaking behoeven. Maar ook columnisten en cabaretiers houden zich in en mijden voor immigranten gevoelige onderwerpen, de media weren Islam gerelateerde cartoons, spraakmakende islamcritici lopen fysiek gevaar en in Nederland vanzelfsprekende democratische waarden en normen, komen via de sluiproute van politieke zelfcensuur in de taboesfeer terecht.

De recent in gang gezette en almaar voortdurende vluchtelingenstroom van ongekende omvang en met een sterk eenzijdige demografische samenstelling, werkt hierbij als olie op het vuur. 

Burgers in het gastland worden onzeker, met toenemende angst voor eigen baanzekerheid en de aanslag die het betekent voor het niveau en functioneren van de welvaartsstaat. Daarboven op komt een knagend gevoel van onveiligheid in de vorm van angst voor aanslagen en andere collectieve of individuele gevallen van fysiek geweld, zoals we eerder in Parijs en Keulen zagen.

Wat bijdraagt aan de onzekerheid en spanning is het gevoel onder grote groepen burgers, dat spraakmakende politici uit de gangbare middenpartijen - met actieve hulp van de (social) media - dempen en wegkijken, problemen stelselmatig verkleinen door ze als losse incidenten te benoemen en geen visie tonen of zekerheid bieden in het aanreiken van duurzame oplossingsrichtingen. 

Wat burgers vragen is moreel en politiek leiderschap, wat ze krijgen is COA regelgeving.

Politiek leiderschap vraagt om het met hoogste prioriteit aan de orde stellen en doelgericht aanpakken van het immigratie vraagstuk dat de komende jaren door omvang, demografische disbalans en cultuurverschillen steeds nijpender wordt. Het gaat hierbij in de komende decennia niet om miljoenen, maar om tientallen miljoenen jongeren, 70% mannen, met een onduidelijk opleidingsniveau, die op zoek zijn naar een materieel welvarend toekomstperspectief, dat in eigen huis niet voorhanden is. Democratisch Europa wordt vereenzelvigd met een hoge levensstandaard en de bereikbaarheid ervan. De bijbehorende democratische waarden en normen worden vanuit het eigen referentiekader beoordeeld, te licht(zinnig) bevonden of op de koop toe genomen. 

De dominante houding van met name deze jongere immigranten is het sociaal economisch uitbaten van Europa, zonder zich er gevoelsmatig mee te verbinden. Zij passen zich tot in de tweede en volgende generaties in meerderheid sociaal zeer beperkt aan het gastland aan, en blijven wat hun identiteit, zelfrespect en trots betreft, stevig wortelen in de cultuur van het land van herkomst. 

Bij het kiezen van een effectieve aanpak om deze problematiek te managen, moet door het gastland allereerst de vraag worden beantwoord naar de limiet van de instroom en het vanuit aanpassingsperspectief gewenste selectieprofiel van de betrokken instromers. 

Kiest het gastland voor sommige vluchtelingen/immigranten categorieën, voor opvang met een zeer beperkte verblijfsduur (1-2 jaar), zonder gezinshereniging en met verplichte remigratie buiten de Europese Unie, en/of wordt voor weer anderen de keuze gemaakt voor een duurzaam integratieperspectief met een transitieprogramma van maximaal 5 jaar. Hoe de keuzes ook uitvallen, belangrijk is dat men niet alleen het hart laat spreken maar ook het verstand. 

Zonder strenge selectie met onverbiddelijke consequenties in deze beginfase, wordt ieder vervolgtraject een voorbeeld van dweilen met de kraan open. Iedere keuze is onvermijdelijk mensenwerk en arbitrair. Essentieel is dat de keuzes, de afweging en consequenties ervan voor alle betrokkenen vanaf het begin glashelder zijn. Niets is fnuikender dan het creëren en voeden van valse hoop en verwachtingen. En dat ook volstrekt duidelijk is, dat de keuzes in actie worden omgezet en handhaving daar deel van uitmaakt.

Uit onderzoek blijkt, dat integratie de meeste kans van slagen heeft voor de doelgroep van immigranten met een redelijk tot goed opleidingsniveau, die door het gastland zo spoedig mogelijk van ambitieuze aanpassingsdoelen en kansen wordt voorzien. Dit genereert krachtige motivatie impulsen om aan de eisen van de nieuwe situatie te willen voldoen en zich het sociale referentiekader van het gastland eigen te willen maken. 

Nodig is dat deze ambitie voortdurend wordt geprikkeld door een wenkend perspectief op materieel en immaterieel succes. Immaterieel succes is bv. het verwerven van een duurzame verblijf- en werkvergunning, het verkrijgen van het burgerschap en de nationaliteit van het gastland binnen een termijn van bv 5 jaar. Dit uitdrukkelijk op basis van geleverde prestaties, zoals goede taalbeheersing en omgangsnormen, relevante competentieontwikkeling en het vinden van werk dat status en persoonlijk prestige genereert. Nadruk bij deze aanpak ligt op het aan- en inpassen van immigranten in het maatschappelijk verkeer van het gastland, met als leidend motief: gedraag je in Rome zoals de Romeinen. 

Culturele verschillen tussen gastland en instromers worden hierbij bewust onderbelicht, mits dit er niet toe leidt dat gedrag van immigranten wordt gestimuleerd of gedoogd, dat strijdig is met de rechtsbeginselen en sociale omgangsvormen van het gastland. 

De keerzijde is dat ook consequent negatieve sancties worden toegepast in de vorm van remigratie, in het geval dat het integratietraject op een mislukking uitloopt. Het leidmotief van deze integratieaanpak is simpel: ‘you are in or out’. 

Door echter een aanpak te kiezen waarin het ‘anders zijn’ van immigranten door hulpverleners en overige burgers van het gastland voortdurend wordt benadrukt, begripvol tegemoet wordt getreden en zelfs gekoesterd, wordt dit proces van gerichte aanpassing en integratie feitelijk tegengewerkt of ondermijnd. Deze koesterende – therapeutische - benadering is in het verleden uitbundig toegepast. Al was het maar om niet voor populist of racist te worden versleten, dan wel om zichtbaar te maken dat men zich in het politiek correcte kamp bevond.

Het heeft op grote schaal geleid tot een bloeiende gedoog- en knuffelcultuur naar immigranten. Hierbij zijn gedrag, uitingen en opvattingen van instromers over bv. seksuele geaardheid, ras en de behandeling van vrouwen en kinderen, veelal met de mantel van begrip toegedekt, hoe strijdig ook met de omgangsvormen en normen in het gastland. De resultaten van deze professionele verwenbenadering – hoe goed bedoeld ook - zijn ronduit teleurstellend gebleken. Immigranten werden in deze aanpak niet aangespoord en uitgedaagd tot ambitieuze integratie doelen en acties, maar feitelijk voortdurend in hun gevoel van anders zijn, kleinheid en onmacht bevestigd. 

Met in veel gevallen als uitkomst, dat immigranten het nieuwe ‘thuisland’ zijn gaan haten, steun gezocht hebben bij elkaar en bij de superioriteit van hun oude vertrouwde cultuurpatronen, en deze vervolgens hebben uitvergroot, in het zelfgekozen isolement van een vijandige, geradicaliseerde grondhouding en ghetto vorming. Kortom: segregatie in plaats van integratie.

Wat kunnen we hier naar de toekomst uit leren, om herhaling van het verleden te vermijden?

Het gevaar van segregatie via de gesloten kringloop van een verwencultuur neemt toe:

- naarmate het sociale zelfbeeld van de betrokkenen laag is en door het uitblijven van maatschappelijk succes in het gastland laag blijft;

- naarmate de begripvolle professionele hulpverlening van het gastland zich in toenemende mate inschikkelijk en toegeeflijk opstelt in antwoord op processen van isolatie en radicalisering.

Samenvattend

Voor succesvolle integratie - indien gewenst door het ontvangende land – is het van belang om immigranten krachtig aan te moedigen en uit te dagen, om op basis van ambitieuze, realistische  doelen zich zo snel mogelijk aan de mores van het gastland aan te passen en hun talenten te ontwikkelen en in te zetten. Dit betekent dat zij in gedrag en sociale omgangsvormen verplicht worden zich aan te passen terwijl culturele verschillen via een constructief gedoogbeleid worden bejegend. Mits niet in strijd met wetgeving en gangbare omgangsvormen. 

Wij betitelen dit als leefbare culturele diversiteit.

Is het proces van sociale aanpassing met behoud van leefbare culturele diversiteit binnen  afzienbare termijn succesvol, dan dient het door positieve sancties beloond te worden. Dit in de vorm van volwaardig burgerschap en de verkrijging van de nationaliteit van het gastland. 

Zijn immigranten op een termijn van uiterlijk 5 jaar niet bereid of in staat tot aanpassing aan het gastland, dan zijn negatieve sancties onvermijdelijk, met als meest verstrekkende consequentie gedwongen remigratie naar een land buiten de Europese Unie.

Kritische succesfactoren zijn:

- de startselectie van immigranten die zich voor integratie willen kwalificeren; 

- een ambitieuze aanpak met statusprikkelende uitstraling; met positieve en/of negatieve sancties tijdens en aan het einde van het traject; 

- volledige transparantie over aanpassingscriteria en -traject opdat alle betrokkenen voortdurend weten waar zij aan toe zijn, waar zij zelf verantwoordelijkheid voor dragen en waar zij op worden aangesproken en afgerekend.

Tot besluit

Bovenstaande aanpak van immigranten binnen de Europese Unie heeft alleen kans van slagen:

- als de EU buitengrens –hoe onsympathiek of meedogenloos ook – gesloten wordt;

- als de leidraad in alle EU landen als kenmerk heeft: zero tolerantie sociale aanpassing, leefbare culturele diversiteit;

- als er binnen de EU één integratietraject per kansrijke immigrant is, zonder herkansing. Met in het geval van mislukking altijd uitwijzing naar een land buiten de EU;

- als de tijdelijke opvang- en/of de integratieprogramma’s met de grootst mogelijke spoed worden gestart. Liefst vanuit het ideaal van de EU gezamenlijk, en anders vanuit ieder land afzonderlijk.

Laten we als Nederland het voortouw nemen. Wij weten als geen ander wat het is om bij een dreigende dijkdoorbraak geen actie te nemen en maar te blijven praten en af te wachten…. 

Namens de Diemer Groep: Antony Colijn; Willem Opmeer; Magda Veenendaal. Diemen, 21-1-2016. De Diemer Groep is een groep kritische liberalen, merendeels lid van de VVD.