Op donderdag 16 april jl. heeft de gemeenteraad gestemd over het VVD-voorstel om het ambtsgebed geen onderdeel meer te laten zijn van de raadsvergadering. De stemmen staakten als gevolg van afwezigheid van één van de raadsleden. Volgens art. 32 lid 4 van de Gemeentewet wordt het nemen van een beslissing vervolgens uitgesteld tot een volgende vergadering. De VVD-fractie heeft gisteren de agendacommissie van de gemeenteraad verzocht om het voorstel niet op 30 april maar op een later moment te agenderen. De VVD-fractie heeft namelijk, net als de andere fracties, begrepen dat in ieder geval één lid van de raad afwezig zal zijn op 30 april. Dit zou wederom een staking van stemmen kunnen betekenen, wat dan automatisch betekent dat het voorstel niet wordt aangenomen.
De agendacommissie bestaat uit een afvaardiging van SGP, CU, CDA en VVD en bereidt de agenda’s van de raadsvergaderingen voor. De meerderheid van de agendacommissie (de afvaardiging van SGP, CU en CDA) besloot het voorstel tóch te agenderen. Redenen die zij hiervoor noemen, zijn onder meer dat de raad zelden voltallig is, dat hier bij stemming nooit een punt van is gemaakt en dat als de stemmen dreigen te staken er dan vrijwel geen enkel besluit kan worden genomen. De VVD-fractie kan niet anders concluderen dan dat dit gezochte argumenten zijn. Zelden is een stemming in een raad die op één lid na voltallig was, in 19 voor- en 19 tegenstemmen geëindigd. En terwijl iedereen ervan op de hoogte is dat bij een voltallige raad het voorstel hoogstwaarschijnlijk wordt aangenomen, blokkeren de SGP, CU en CDA de weg naar een eerlijke democratische besluitvorming. De hamvraag blijft: waarom kan de agendacommissie het verzoek van de VVD om de stemming uit te stellen niet gewoon honoreren? Waar zijn ze bang voor?
H. Veltman-Kamp
Raadslid VVD